Mijn dagboek van de eerste dagen

Als eerste hoofdstuk van het door mij te schrijven boek, ben ik begonnen met mijn dagboek uit te typen van de eerste week na het overlijden van Sarah. Al de eerste dagen na de begrafenis heb ik dagen aan 1 stuk geschreven, te bang om dingen te vergeten. De later door mij geschreven stukken, oa op deze website, zijn veel "zakelijker" geschreven als dit stuk, dit is zoals ik het echt heb gevoeld, en daarom soms erg aangrijpend om te lezen.

Maandag 6 december 1999, dag 1

Toen onze lieve Sarah op 5 december 1999 begon te spugen en hevige buikpijn had, was dat voor ons niet alarmerend, van de 3 jaar en 3 maanden dat ze bij ons was, was ze meer als de helft van de nachten en avonden ziek geweest. Deze avond was er wel de hevige buikpijn, die we niet kenden. Ze gilde het uit, krijste bijna, en sprak tussen door dwingend naar mij, dat ik haar buikje moest gaan wrijven. Op deze zelfde toon eiste ze 2 zetpillen, eentje tegen de buikpijn, en eentje tegen het spugen, we deden het, want deze pijn die ze had was onmenselijk. Na ongeveer 2 uur, werd ze rustig en liet Sarah zich naar haar bedje brengen, ze ging slapen, net als wij. Dit was een soort van ritueel, van alle avonden dat ze ziek was, was het verloop op deze manier, huilen, spugen, rustig worden en weer gaan slapen. Er was niets vreemd aan hoe het deze bewuste avond ging.

Om 5.30 uur word ik wakker van geroep van Sarah, huilen, ze roept “mama, drinken” Als ik in het kamertje kom ligt ze vreemd naast haar bedje op de grond. In het bedje heeft ze gespuugd, ze voelt ijskoud aan. Rob voelt in het bedje, dat is nog een beetje warm. We nemen Sarah bij ons in bed, je ligt helemaal strak tegen me aan, om op te warmen. We zijn erg bezorgd als blijkt dat ze heel koud blijft, ze is ook heel slap, maar je drinkt wel - spuugt dat later meteen weer uit. Ik ga douchen, Rob blijft met Sarah in bed. Om 6.45 uur bel ik de dokter, ik overleg met hem, of ze ook door de kou zo suf en sloom kan zijn, als hij antwoord dat dat kan, geef ik aan dat hij dan niet hoeft te komen. Als Sarah om 7.15 uur steeds suffer wordt, ook niet reageert als papa haar voetjes kietelt, bel ik weer de dokter, hij zegt dat hij zal komen. Ondertussen breng ik Bram naar de oppas, en vlak daarna komt de dokter. Hij kijkt alleen maar en belt meteen de ambulance. Ik denk dan nog “wat overdreven” Om iets over 8 uur komt de ambulance, ze komen binnen met een zuurstoffles, en ik kijk alleen maar. Ik wil Sarah vasthouden als we in de ambulance gaan, maar de huisarts dwingt me om haar op de brancard te leggen. Sarah is ondertussen ontzettend suf en reageert niet meer op mijn stem. Het voelt dubbel, ik ben aan de ene kant heel emotioneel als we wegrijden, aan de andere kant denk ik “moet dat nu, die zwaailichten”. Als we de snelweg opgaan gaat ook de sirene aan, we rijden dan midden door de file heen. Ik houd het zuurstof masker voor haar gezichtje. De broeder die achterin zit gaat steeds meer handelingen dingen doen, eerst krijgt Sarah alleen zuurstof, dan komt er op haar vingertje een hartslagmeter, lijn op de monitor wordt vaak vlak, maar als hij dan zegt “kom meisje wel je vingertje recht houden, anders kan ik het niet zien” ben ik gerustgesteld, het komt door de apparaten. Als dit te vaak gebeurt plakt hij plakkers op haar borstkastje voor aan de monitor, ook dan verschijnt er vaak een vlakke lijn. Uiteindelijk voelt hij steeds met z'n vingers aan haar halsslagader en als laatste een haalt hij een stethoscoop erbij. Hij vraagt als we 5 km onderweg zijn, of Sarah gevallen is, ik vraag “hoezo” Hij denkt dan hardop “ik denk aan de hersenen” . Ik zie dat ze niet meer reageert op het lampje in haar oogjes, en haar armpje schokt, haar ademhaling gaat heel snel. Haar hartslag valt regelmatig weg, ik zie het maar het dringt niet door, (ik blijf denken dat het aan de apparatuur ligt) Ik kijk naar buiten en denk “ik ben Sarah kwijt, dit komt nooit meer goed” (en vraag me af of ze toch gevallen is vannacht tegen de verwarming aan en dat we het niet hebben gehoord) 3 minuten later zegt de broeder iets tegen de bestuurder, en we gaan ineens als een raket, ik weet “dit is niet goed” Hij zegt een paar keer hardop “dit is geen uitgedroogd kind” Voor we bij het Rijnstate ziekenhuis zijn duurt lang, het kan me niet snel genoeg gaan, daar gaan ze haar helpen weet ik.

Als we er zijn, word ik uit de ambulance gelaten, de drie broeders zitten bij Sarah, en luisteren in de stilte naar haar hartje met de stethoscoop. Na dat korte moment van stilte, halen ze de brancard met Sarah eruit en rennen naar de kinderafdeling. Op de behandelkamer staan heel veel mensen klaar, ze zitten allemaal aan mijn meisje. Er worden vragen gesteld, ik probeer te antwoorden, maar met een schuin oog zie ik een beweging die op reanimeren lijkt. Ik ga weg, dit wil ik niet zien, dit is toch niet waar! Een arts volgt me, we zitten achter een zusterpost. Ik zie het ambulance personeel vertrekken en roep zelfs nog “dag” De arts die bij me zit zegt “ik denk niet dat ze nog veel gaan doen hoor mevrouw” Ik vraag nog “hoezo” Hij zegt dan: “ik denk dat uw dochtertje al aan het sterven is” Even later komt een ander het al bevestigen, een nachtmerrie is begonnen!

Ik word meegenomen door een arts en zuster naar de behandelkamer om de hoek, en daar ligt ze, mijn meisje, dood. Met wijdopen oogjes en mondje. Ik kijk heel even naar haar en zie dat dit echt waar is. Ik draai me om en kan alleen maar zeggen “hoe kan dit nou” ik blijf het zeggen en denk gelijk, “wat zullen ze wel denken, ik huil niet eens.” Iedereen staat om de tafel heen, verslagen. Ze nemen me mee, of ik iets wil drinken, of er iemand gebeld moet worden “nee” is mijn antwoord. Rob is op dat momnet nog onderweg en weet het nog niet eens. Ik wil iets doen en ga mijn moeder bellen. Met een ijzige stem vertel ik haar dat het verschrikkelijkste wat er maar kan gebeuren, is gebeurd, onze lieve Sarah is doodgegaan. Ze gilt, huilt, en zelfs dan kan ik niet huilen. Dan komt Rob het kamertje binnen, ik vlieg hem in zijn armen, en zeg hem alleen maar “Popje is dood” hij gilt het uit, “nee” en dan komen de tranen ook bij mij. Ze laten ons alleen, de wanhoop is groot. Later komt het verplegend personeel terug, we willen naar Sarah toe, ik was al eerder even weer bij haar geweest, maar moest toen weg omdat er allerlei testen gedaan moesten worden. Ze ligt er mooier bij, haar mondje is dicht nu, maar de oogjes gaan niet helemaal dicht, zoals altijd. Ik geef haar een kusje op haar zachte lipjes, we blijven haar strelen en aaien en kusjes geven, het is niet te bevatten dit… Ik bel moeder weer, huilend nu, we snappen het niet, hoe kan dit nu gebeuren. Mijn zus is bij haar, mijn vader is in 300 km van huis voor zijn werk en komt terug. Er komen een arts en dokter ons halen, het verhaal moet op papier, beginnend bij de zwangerschap. Ik kan op dat moment alleen maar denken “dit is wat ik altijd heb gevoeld” Daarna moeten we beslissen of we obductie willen ja of nee, om te zoeken naar een oorzaak, natuurlijk geven we toestemming. Dan gaan we naar de gang, waar pa en ma zijn. Ik had mijn schoonzus Marian al gebeld. Wat een verdriet, we gaan naar een andere kamer, waar we allemaal huilen. Daarna mogen we weer naar Sarah toe, pa en ma wanhopig, niet begrijpende waarom. Dan komt het moment dat Sarah naar het mortuarium gebracht moet worden. Ze gaat in een bedje, ik kan haar niet optillen, ze is al helemaal stijf. Vreselijk moeilijk om te zien, in zo'n bedje lag ze al veel keren eerder. Dan moet de verpleging ons vertellen dat over haar gezichtje een laken moet, we moeten over de gang, over de hele kinderafdeling. Wij lopend achter het bedje met ons dode kindje erin, over de gang, wat een vreselijke moeilijke gang. Het mortuarium is tegenover de O.K, en Rob zegt wat ik denk “daar waar het ooit begon..” Daar gekomen haal ik meteen het lakentje weer van haar gezichtje af, geef haar nog een kusje en gaan dan terug naar de kinderafdeling, waar pa en ma, schoonzus en zwager, nog zijn. De kinderarts komt nog even binnen om het één en ander door te spreken, hij zegt het onverklaarbaar te vinden, hij denkt aan een bloeding in haar hoofdje of buikje, die vind hij nl. erg opgezet. Hij geeft aan dat we naar huis kunnen gaan, ik bel eerst nog een uitvaartverzorgster die me helaas moet vertellen dat ze geen tijd heeft, je denkt “dit gebeurt me toch niet!” De tweede gebeld en voor de tweede keer spreek je de woorden uit “ons dochtertje is net overleden”, deze belt ons thuis terug. Toen dus naar huis, Rob met zijn zwager en ik met mijn schoonzus, je loopt het ziekenhuis uit, en je ziet mensen langs lopen die geen idee hebben wat ons is overkomen….In de auto kan ik het nauwelijks bevatten. Ik voel me verslagen, maar gelijk voel ik dat dit is wat ik al vanaf mijn zwangerschap heb gevoeld, naast de wanhoop, komt er op dat moment al een gevoel van rust over me. Thuisgekomen belt de uitvaartverzorgster, ze komt binnen het uur bij ons thuis.

Inmiddels komt de hele familie thuis. We hebben samen zoveel verdriet, niemand kan dit begrijpen. Het “waarom” hangt als een grote vraag in de lucht. Als mijn vader vraagt wat we willen, begraven of cremeren geef ik als antwoord, “ik laat haar opzetten, en zet haar in een stoeltje in de kamer!” Ik kan haar toch helemaal niet missen! Maar een serieus antwoord is begraven, cremeren is voor ons echt geen keuze. Joke, onze uitvaartverzorgster, komt om 14.00 uur, we praten over het hoe en waarom. En ik zeg haar ook meteen “ze wordt toch niet in zo'n zwarte auto thuisgebracht” Joke verteld dat we dat met haar samen kunnen doen, dit willen we inderdaad graag. Ik wil iets doen en dus vraag ik naar een kist of kaart. Ze komt met foto's van mandjes, we zijn er direct uit, dat moet het worden. We hebben het over de kaarten gehad, er is een map met kinderkaarten, we vinden het niets. Joke dringt aan om iets zelf te maken en te bedenken. Rob denkt aan Dribbel, het boek wat ze voor het slapen altijd wilde lezen met Rob, we vinden daarin geen geschikt plaatje. Dan denk ik aan Nijntje, en mijn zus aan een huilende Nijntje, bij de Boekwinkel hebben ze hem niet, maar de bibliotheek wel. Mijn zus en zwager halen hem op.

Joke gaat weer weg, naar het Rijnstate ziekenhuis om te zorgen dat de obductie vandaag gedaan wordt, en dat Sarah zo snel mogelijk thuis komt. Ze gaat ook het mandje regelen. De dominee en de huisarts komen langs, we zitten beide als zombies aan tafel, verslagen. Bram moet worden opgehaald uit school, dit doen mijn ouders. Bram is blij ze te zien, maar is daarna vreselijk verdrietig om wat hij in de auto te horen krijgt. Hij schrikt bij het binnenkomen van de volle kamer, maar valt me dan meteen in mijn armen, Rob komt er ook bij, we zijn nu met z'n drietjes…en huilen wanhopig. Om 16.00 uur belt een arts uit het ziekenhuis met de uitslag, bij het openmaken van Sarah haar buikje was het duidelijk. De dunne darm was in aanleg al niet goed, lag al met een draai in haar buikje, en is die nacht nog een keer gaan draaien en is afgestorven, Omdat de grote aders in het midden van de dunne darm liggen, heeft de gedraaide dunne darm er voor gezorgd dat de bloedsomloop gestopt is, dat werd Sarah fataal. Vandaar dat ze dus 's morgens al zo vreselijk koud was. We krijgen te horen dat Sarah mag worden opgehaald uit het ziekenhuis. Vlak na dat gesprek komt Joke terug met het mandje, we vinden het erg mooi, als je in die termen kunt spreken. Ook zij is gebeld dat Sarah opgehaald kan worden. Rob en ik hebben kleertjes uitgezocht voor Sarah, samen voor de kast om uit te zoeken wat ze voor de laatste keer aan kan.

Naar het ziekenhuis gaan we met z'n vieren, Bram wil ook mee, en mijn moeder gaat mee om op hem te letten. Bram weet zeker dat hij de sokjes van Sarah aan gaat doen, hij kleedde Sarah de laatste maanden altijd aan immers! Zegt hij zelf. Bij het ziekenhuis aangekomen gaat Joke eerst naar Sarah toe, zij doet het ondergoed aan, zodat wij de obductie wond niet hoeven te zien. Ze komt dan bij ons terug, haar oogjes willen niet helemaal goed dicht, het duurt nog even, wij herkennen dit wel, altijd als Sarah sliep had ze ze een stukje open. Wij zeiden altijd, dat ze zo nieuwsgierig was, dat zelfs als ze sliep, ze alles nog wilde zien Dan mogen we naar haar toe, wat is zo toch mooi. We kleden haar zelf aan, Bram doet de sokjes aan. Als ze helemaal is aangekleed doen we Sarah in haar deken en nemen we haar mee, ze gaat bij mij op schoot, en de beentjes liggen bij Bram, hij houd haar goed vast. Het voelt zo gewoon, het is nog helemaal ons kleine meisje die ik vast heb. Thuis brengen we haar naar haar bedje, daar ligt ze op haar eigen deken. Het mandje komt op haar kamertje te staan. Als ze mooi ligt komt iedereen naar boven, iedereen is vreselijk verdrietig, mijn vader valt op zijn knieën bij haar neer, wat is het oneerlijk allemaal.

Er komt die avond veel bezoek, mijn moeder heeft de buurt ingelicht. Iedereen komt langs, intens verdrietig. Hartverwarmend dat iedereen er is. Mijn vriendin die ineens voor de deur staat en me huilend om de nek vliegt, het is niet te begrijpen, samen naar boven en huilen. Bram loopt tussen al dat bezoek door, het is al na 9 uur, oma brengt hem naar bed. De school is al ingelicht en later komen is natuurlijk geen probleem morgen. Wij gaan laat naar bed, nog lang bij Sarah gezeten op haar kamertje, waar nu ook een koelplaat bromt. We huilen allebei, van binnen huilt alles, dit is niet te begrijpen.


Dinsdag 7 december 1999, dag 2

Na 's avonds heel veel te hebben gehuild, slaap ik de hele nacht goed, Rob veel minder. De schok van het wakker worden om 5.30 uur, dezelfde tijd als gister, toen alles begon, is enorm. Het gebeurde komt als een lawine over me heen, het waarom, waarom wij, waarom Sarah, hoe moeten we nu verder zonder haar, is enorm. Ik huil hartverscheurend, want zo voelt het, mijn hart is gebroken, een deel van mij, is met Sarah weggevlogen.

Ik ga naar haar kamertje, als ik haar zie liggen dringt het onherroepelijke ineens tot me door. Het verdriet komt als een donkere wolk over me heen. Rob komt bij me, samen dat vreselijke verdriet. Dan toch maar douchen en aankleden. Eten…. Ik heb geen trek, voel me misselijk van verdriet. Ik eet toch maar iets, maar het smaakt naar niets. Bram gaat later naar school, hij slaapt langer, en gaat regelmatig even naar Sarah toe, even aaien en kusjes geven. Op school wordt hij gelukkig goed opgevangen.

Wij gaan denken over een tekst op het kaartje, mijn eerste reactie is: op 6 december is van ons afgenomen, ons lieve popje Sarah. Maar met hulp van Mijn vader en moeder wordt het uiteindelijk: intens verdrietig hebben wij afscheid moeten nemen van ons allerliefste popje Sarah. Joke komt rouwenveloppen brengen, geen grijze rand, maar een donkerrode, de tekst wordt naar de drukker gemaild.
Als Joke om 13.00 uur terug komt zijn alle adressen opgezocht, alle enveloppen geschreven, en postzegels geplakt. 's Middags is de proefdruk klaar, en dat is een moeilijk moment, ineens staat het er zwart op wit, onze Sarah leeft niet meer. Huilen….er komt geen einde aan. Later op de middag zijn de kaarten klaar en worden ze naar de post gebracht. De hele dag door veel bezoek, dat vinden we fijn, keer op keer het verhaal vertellen, het dringt vaak niet door, dat het geen verhaal is, maar óns verhaal, en dat het echt gebeurt is.
Bram is veel bij Sarah, met mij of alleen, als we er zijn praten we ook samen, Bram zegt dat Sarah nu in de hemel is, en zegt ook dat haar elastiekjes en lintjes mee moeten in het mandje, omdat ze in de hemel ook staartjes in moet. Er komen veel mensen vandaag, de dominee komt ook weer, als hij het mandje ziet staan zegt hij: “ach, de reismand staat al klaar” Met al die mensen steeds maar weer naar Sarah toe is fijn, ik ben meer boven dan dat ik beneden ben. Bram gaat op een gewone tijd naar bed, als hij in pyjama is ga ik met hem bij Sarah zitten, ik probeer hem uit te leggen dat niet het mandje naar de hemel gaat (hij denkt dat ze in de mand naar boven vliegt) en ook niet haar lijfje. Dat de echte Sarah zoals wij haar kenden al bij God in de hemel is. Ik laat hem voelen dat ze toch al helemaal hard en koud is, dat was Sarah toch nooit vraag ik hem, nee dat was zo. Dat we het lege lijfje waar Sarah in gewoond heeft gaan begraven in het mandje. Het is een soort van jasje wat ze uitgedaan heeft toen ze als kleine engel naar de hemel vloog. Hij lijkt het te snappen want hij zegt meteen dat de lintjes en elastiekjes dan dus ook niet in het mandje hoeven. Hij gaat gelukkig heel rustig slapen, wel in ons bed met zijn Woody pop.
De huisarts die maandag 6 december dienst had komt langs in de avond. Hij heeft de situatie goed ingeschat waarvoor ik hem bedank, als hij geen ambulance had laten komen was ze in onze auto in mijn armen doodgegaan.


Woensdag 8 december 1999, dag 3

De derde dag, ik heb moeite om uit bed te komen, wat heeft het leven nog voor zin, denk ik, waarom moet ik verder, waar het leven van mijn meisje ophoud.
Ik sta wel op, en ga meteen bij Sarah kijken. Het gevoel verandert, ze krijgt wat vlekjes in haar gezichtje, ik kan zien dat, wat over is van haar, niet bij ons kan blijven. Na het eten brengen Rob en ik Bram op de fiets naar school, hij heeft voor zijn klasgenootjes allemaal een rouwkaart mee. Voor ik op de fiets stap haal ik Sarah haar fietsstoeltje er af. Als we gaan fietsen voelt dat vreemd, alles buiten is nog hetzelfde, de wereld draait nog steeds door, en bij ons zal het nooit meer hetzelfde zijn.

Ik probeer deze ochtend nog zo veel mogelijk mensen te bellen. Dat zijn de mensen die ik het wil besparen om het te ontdekken als ze de kaart die vandaag aankomt, lezen De stroom met mensen is ook enorm, en dat doet goed. De dominee komt in de middag weer, ondertussen stroomt de kamer vol. Mijn zus en zwager zijn er ook, ze hebben muziek mee voor in de kerk. Eric Clapton's Tears in Heaven, ik wist de eerste dag al dat dat gedraaid moest worden. En muziek van Ellt en Rikkert, In het huis van de Vader en Jezus is de Goede Herder. Deze dag komt er zoveel bezoek, steeds maar weer naar boven, de schok voor iedereen, die Sarah ziet liggen op haar bedje, elke keer maar weer het verhaal vertellen, het is soms dat het voelt of ik vanaf een afstandje naar mijzelf zit te kijken, hoe ik het doe en dat ik het toch allemaal maar doe. Ik besluit in de avond, als iedereen weg is, Sarah nog een tijd op schoot te willen. Samen met Rob naar boven, en voorzichtig til ik haar van het bedje. Helemaal stijf is ons meisje, maar nog zo helemaal ons kindje. Ik ga zitten in de stoel, en streel haar over haar lieve gezichtje, en geef haar kusjes, Rob maakt foto's. Ik heb Sarah maandag ook vast gehouden toen we naar huis reden, en het voelde nu heel anders, dit was echt haar lege lijfje wat ik vasthield. Ze is al niet meer bij ons, ook dit is goed dat we het gedaan hebben, met name tijdens de begrafenis moet ik steeds aan dit gevoel denken.

We praten lang in bed, we zien Sarah langzaam gaan vertrekken, toen ook de dienst en de muziek klaar was, hebben we haar zien veranderen, haar oogjes liggen ineens ook dieper. Alles was klaar, alles was geregeld, ze is aan de reis begonnen, zoals ook Joke zei in de avond.


Donderdag 9 december 1999, dag 4

De vierde dag. Ik heb 's morgens nog tranen, tegen de middag zijn die op, en dat voelt dan ook weer raar. We zouden toch veel verdrietiger moeten zijn? In ons hart zijn we dat ook, maar tranen hebben we niet, we zijn alleen de visite maar aan het troosten. De visite komt de hele dag door, van 10.00 uur tot 22.00 uur loopt het door.

We besluiten deze ochtend dat het mandje dicht gaat tijdens de begrafenis. We gaan foto's zoeken die we kunnen gebruiken om voor in de kerk te zetten. Wat we na lang zoeken vinden, we hebben zelf geen foto's meer gemaakt na 1 september, zijn de schoolfoto's van oktober. Er worden 2 grote van gemaakt, en 200 kleintjes.

Deze dag bedenken we een aantal “toevalligheden” Rob bedenkt ineens de zwarte tekeningen die Sarah maakte de laatste weken, ze wilde niet anders als zwarte stiften, anders kleurde ze niet. We vonden dat allebei eng, en hebben ze ook allemaal weggegooid. De eerste bloemen worden gebracht, met beertjes erin, prachtig zijn ze.

Rob is met mijn vader naar de begraafplaats geweest, moeilijk vonden ze het, Rob en ik gaan even later ook nog. Zoveel kinderen liggen er……we worden er stil van. Zoveel mensen met die vreselijke verdriet. We “kiezen” een plekje, en horen later van Joke dat dat inderdaad Sarah haar plekje wordt. De rust begint wat te komen, niet door de nog steeds in grote getale komende mensen, wel het besef dat de angst om Sarah, de angst die er bij mij dag en nacht was, weg is. Daar is het verdriet voor in de plaats gekomen, maar die gekmakende angst is weg.


Vrijdag 10 december 1999, dag 5

De vijfde dag. Al vroeg in de morgen worden er weer 3 bloemstukken bezorgd, de meneer van de bloemenzaak is er stil van. Het is ontroerend om te zien hoe er mee wordt geleefd, de vele kaarten die dagelijks komen zijn hartverwarmend en ontroerend, dat is een moment dat de tranen nog wel komen.

Het is een rare dag, wat we maandag niet kunnen beseffen, dat we “toe” kunnen zijn aan de begrafenis, dat zijn we deze dag eigenlijk wel al. De grote foto's en de kleine voor de mensen bij de begrafenis zijn klaar, ook het condoleanceboek is klaar, het is allemaal prachtig geworden. Alles is geregeld en dat geeft rust. De dominee komt in de middag nog weer langs en luistert goed naar wat we allemaal vertellen.

Joke komt in de avond na het eten, ik wil niet eerst praten, ik wil Sarah overleggen in haar mandje. Dat doen we dus eerst. Ik haal Sarah van haar bedje en houd haar weer een tijd vast, ze voelt zwaar aan, dit is psychisch zegt Joke. En wat voelt ze leeg aan, ze is op dat moment al ver weg voel ik. We besluiten dat we de deken waarin we Sarah altijd deden als ze ziek was, onder haar te leggen. Rob legt hem er in, en ik leg voorzichtig Sarah in het mandje. Wat ligt ze er ontzettend rustig bij, raar om te zeggen, maar op een vreemde manier, ook tevreden. In tegenstelling tot maandag, toen ik al haar spullen bij wijze van spreke in het mandje wilde stoppen, doen we nu maar weinig dingen in het mandje. Wat kleine knuffels die deze week gebracht zijn, en een vieze poppe, maar verder niets. Haar armbandje en de echte vieze poppe houden we bij ons. Als Sarah in het mandje ligt komt iedereen weer kijken, want het oogt nu wel anders dan in haar bedje. Het gebrom van de koelplaat is weg, maar blijft nog maanden in mijn hoofd zitten.

De laatste avond thuis, we zijn er klaar voor. Er komt ook vanavond nog bezoek. Dan naar bed, de laatste avond met ons hele gezin in huis, vanaf morgen mist er 1, is er een kamertje leeg…..


Zaterdag 11 december 1999, dag 6

De dag van de begrafenis
Trillend word ik deze ochtend wakker, mijn benen, armen, alles trilt van binnen. Na het douchen wordt het trillen iets minder. We kleden ons aan, we doen allebei ons zwarte pak aan en een grijs overhemd/t-shirt eronder. We voelen ons raar. Alles is geregeld, we moeten het maar laten gebeuren. Ik ga nog een poosje bij Sarah zitten, praat voor de laatste keer met haar. Dan naar beneden, alle familie komt hierheen. Rob en ik gaan samen, voordat Joke hier komt, naar boven. We doen zachtjes de deksel op het mandje, we houden elkaar daarna goed vast. Joke komt boven en omarmt ons, en zegt “dappere ouders”

Dan gaan we naar beneden, het mandje wordt gedragen, ik zeg nog “laat haar niet vallen” Even zetten we het mandje in de kamer, en dan naar de auto. Ik zie de mensen aan de overkant kijken, voel me zo raar. Ik zou nu toch moeten huilen, er gebeurt niets. We zetten het mandje in onze eigen auto. Rob en ik stappen in, Bram komt bij me zitten voorin. Alle auto's sluiten achter ons aan, we staan voor ons huis. Het definitieve dringt door, hier komt Sarah nooit meer terug.
Als alle auto's achter elkaar staan, komt Joke naar onze auto, en haalt Bram er uit. “kom maar even zegt ze “ Samen lopen ze voor onze auto de straat uit, grote broer brengt zijn kleine zusje de straat uit. Rob schiet vol, en ook ik moet slikken.

In de kapel dragen we het mandje en alle bloemen naar binnen. In de familiekamer zetten we het mandje in het midden en doen snel de deksel er weer af. We zijn met de famlie bij elkaar, nog een laatste moment met z'n allen. Een aantal mensen komt nog afscheid nemen van Sarah.

Dan is het moment van definitief sluiten gekomen, we willen het met ons drietjes doen. De familie neemt eerst afscheid, verdriet! Dan wij met ons viertjes, de laatste keer echt met z'n viertjes. We nemen afscheid van ons allerliefste kleine popje, ik geef haar een allerlaatste kusje op haar zachte lipjes en dan is het moment daar, we doen voor de laatste keer de deksel erop. We zijn allebei ontzettend rustig, hier hebben we naar toegeleefd de hele week, het moment is daar.

De familie komt terug en dan gaan we op de muziek van Eric Clapton naar binnen. Rob en ik dragen samen het mandje. Als we de eerste stappen doen in de kerk, voel ik een schok door de kerk. Ik besef op dat moment wat voor aanblik het zal zijn, wij die samen ons kindje dragen. Ik voel het verdriet aanwezig in de kerk, maar sluit me er voor af, ik kan het er niet bij hebben. We zetten het mandje voor in de kerk en zetten de bloemen van onze beide ouders er op. Mijn handen trillen enorm. We gaan zitten en beleven het heel bewust, een enkele keer kijk ik mensen aan, en zie de geschokte gezichten. Bram huilt even, en kruipt dicht tegen me aan, samen met zijn Woody-pop. Later houd ik ook Rob vast. De dienst is prachtig, de dominee heeft zo goed naar ons geluisterd. Alleen bij “In het huis van de vader” schiet ik zoals ik verwacht had, vol. Maar wil luisteren naar de tekst, en de tranen drogen weer op. Op de muziek van Eric Clapton lopen we ook met het mandje weer de kerk uit, we dragen haar weer zelf, naar de familie kamer, en daarna door een haag van mensen naar buiten. Het motregent zachtjes, de beide opa's helpen dragen. Het is zwaar, maar de pijn aan mijn hand is nu “fijn”. Bij de kinderboerderij balkt de ezel, zelfs de ezel huilde mee. Bram loopt helemaal voorop met de dominee, hand in hand. Als we de begraafplaats op lopen kijk ik om, de stoet is ongelofelijk lang. Bij het grafje gaat iedereen er omheen staan, de bloemen worden neergelegd, er komt geen einde aan, zoveel. De dominee spreekt de zegen, en daarna het “Onze Vader” Daarna moet iedereen afscheid nemen, ik schiet vol, zoveel verdriet om ons kindje, van al die mensen. Als alleen de familie over is laten we het mandje zakken, ik ben bang dat het gaat vallen. De kinderen laten een witte ballon op. Joke vraagt nog of we een schepje zand er op willen doen, maar dat wil ik niet. We lopen met z'n drietjes weg, en de rest volgt.

We lopen terug naar de kerk, en voelen ons sterk, we zeggen dat we ons dit gevoel moeten blijven herinneren. We drinken koffie met de familie en dan volgt het condoleren. Er komt geen einde aan de stoet mensen (bijna 400) Dat doet goed. We eten daarna nog een broodje en gaan dan met de opa's en oma's naar huis. We praten na, het voelt vreemd allemaal, leeg en raar. We gaan in de middag terug naar het grafje, we halen in de stromende regen de kaartjes van de bloemen en nemen de beren mee om te drogen. Daarna gaan we iets “gewoons” doen, na een week van afzondering, we doen boodschappen. We zijn blij niemand tegen te komen, niemand zou dit immers begrijpen. Thuisgekomen halen we alle spulletjes van Sarah uit de woonkamer, het doet zo veel pijn om ze te zien staan, onaangeraakt. We zetten alles op haar kamertje, waar we de gordijnen open doen. Ze zullen nooit meer dicht gaan...........