Maandag 6 december 1999, dag 1
Toen onze lieve Sarah op 5 december 1999 begon te spugen en hevige buikpijn had, was dat voor ons niet alarmerend, van de 3 jaar en 3 maanden dat ze bij ons was, was ze meer als de helft van de nachten en avonden ziek geweest. Deze avond was er wel de hevige buikpijn, die we niet kenden. Ze gilde het uit, krijste bijna, en sprak tussen door dwingend naar mij, dat ik haar buikje moest gaan wrijven. Op deze zelfde toon eiste ze 2 zetpillen, eentje tegen de buikpijn, en eentje tegen het spugen, we deden het, want deze pijn die ze had was onmenselijk.
Na ongeveer 2 uur, werd ze rustig en liet Sarah zich naar haar bedje brengen, ze ging slapen, net als wij. Dit was een soort van ritueel, van alle avonden dat ze ziek was, was het verloop op deze manier, huilen, spugen, rustig worden en weer gaan slapen. Er was niets vreemd aan hoe het deze bewuste avond ging.
Om 5.30 uur word ik wakker van geroep van Sarah, huilen, ze roept “mama, drinken” Als ik in het kamertje kom ligt ze vreemd naast haar bedje op de grond. In het bedje heeft ze gespuugd, ze voelt ijskoud aan. Rob voelt in het bedje, dat is nog een beetje warm. We nemen Sarah bij ons in bed, je ligt helemaal strak tegen me aan, om op te warmen. We zijn erg bezorgd als blijkt dat ze heel koud blijft, ze is ook heel slap, maar je drinkt wel - spuugt dat later meteen weer uit.
Ik ga douchen, Rob blijft met Sarah in bed.
Om 6.45 uur bel ik de dokter, ik overleg met hem, of ze ook door de kou zo suf en sloom kan zijn, als hij antwoord dat dat kan, geef ik aan dat hij dan niet hoeft te komen.
Als Sarah om 7.15 uur steeds suffer wordt, ook niet reageert als papa haar voetjes kietelt, bel ik weer de dokter, hij zegt dat hij zal komen.
Ondertussen breng ik Bram naar de oppas, en vlak daarna komt de dokter.
Hij kijkt alleen maar en belt meteen de ambulance. Ik denk dan nog “wat overdreven” Om iets over 8 uur komt de ambulance, ze komen binnen met een zuurstoffles, en ik kijk alleen maar. Ik wil Sarah vasthouden als we in de ambulance gaan, maar de huisarts dwingt me om haar op de brancard te leggen. Sarah is ondertussen ontzettend suf en reageert niet meer op mijn stem. Het voelt dubbel, ik ben aan de ene kant heel emotioneel als we wegrijden, aan de andere kant denk ik “moet dat nu, die zwaailichten”. Als we de snelweg opgaan gaat ook de sirene aan, we rijden dan midden door de file heen. Ik houd het zuurstof masker voor haar gezichtje. De broeder die achterin zit gaat steeds meer handelingen dingen doen, eerst krijgt Sarah alleen zuurstof, dan komt er op haar vingertje een hartslagmeter, lijn op de monitor wordt vaak vlak, maar als hij dan zegt “kom meisje wel je vingertje recht houden, anders kan ik het niet zien” ben ik gerustgesteld, het komt door de apparaten. Als dit te vaak gebeurt plakt hij plakkers op haar borstkastje voor aan de monitor, ook dan verschijnt er vaak een vlakke lijn. Uiteindelijk voelt hij steeds met z'n vingers aan haar halsslagader en als laatste een haalt hij een stethoscoop erbij.
Hij vraagt als we 5 km onderweg zijn, of Sarah gevallen is, ik vraag “hoezo” Hij denkt dan hardop “ik denk aan de hersenen” . Ik zie dat ze niet meer reageert op het lampje in haar oogjes, en haar armpje schokt, haar ademhaling gaat heel snel. Haar hartslag valt regelmatig weg, ik zie het maar het dringt niet door, (ik blijf denken dat het aan de apparatuur ligt) Ik kijk naar buiten en denk “ik ben Sarah kwijt, dit komt nooit meer goed” (en vraag me af of ze toch gevallen is vannacht tegen de verwarming aan en dat we het niet hebben gehoord) 3 minuten later zegt de broeder iets tegen de bestuurder, en we gaan ineens als een raket, ik weet “dit is niet goed” Hij zegt een paar keer hardop “dit is geen uitgedroogd kind” Voor we bij het Rijnstate ziekenhuis zijn duurt lang, het kan me niet snel genoeg gaan, daar gaan ze haar helpen weet ik.
Als we er zijn, word ik uit de ambulance gelaten, de drie broeders zitten bij Sarah, en luisteren in de stilte naar haar hartje met de stethoscoop. Na dat korte moment van stilte, halen ze de brancard met Sarah eruit en rennen naar de kinderafdeling.
Op de behandelkamer staan heel veel mensen klaar, ze zitten allemaal aan mijn meisje. Er worden vragen gesteld, ik probeer te antwoorden, maar met een schuin oog zie ik een beweging die op reanimeren lijkt. Ik ga weg, dit wil ik niet zien, dit is toch niet waar! Een arts volgt me, we zitten achter een zusterpost. Ik zie het ambulance personeel vertrekken en roep zelfs nog “dag” De arts die bij me zit zegt “ik denk niet dat ze nog veel gaan doen hoor mevrouw” Ik vraag nog “hoezo” Hij zegt dan: “ik denk dat uw dochtertje al aan het sterven is” Even later komt een ander het al bevestigen, een nachtmerrie is begonnen!
Ik word meegenomen door een arts en zuster naar de behandelkamer om de hoek, en daar ligt ze, mijn meisje, dood. Met wijdopen oogjes en mondje. Ik kijk heel even naar haar en zie dat dit echt waar is. Ik draai me om en kan alleen maar zeggen “hoe kan dit nou” ik blijf het zeggen en denk gelijk, “wat zullen ze wel denken, ik huil niet eens.” Iedereen staat om de tafel heen, verslagen.
Ze nemen me mee, of ik iets wil drinken, of er iemand gebeld moet worden “nee” is mijn antwoord. Rob is op dat momnet nog onderweg en weet het nog niet eens. Ik wil iets doen en ga mijn moeder bellen. Met een ijzige stem vertel ik haar dat het verschrikkelijkste wat er maar kan gebeuren, is gebeurd, onze lieve Sarah is doodgegaan. Ze gilt, huilt, en zelfs dan kan ik niet huilen. Dan komt Rob het kamertje binnen, ik vlieg hem in zijn armen, en zeg hem alleen maar “Popje is dood” hij gilt het uit, “nee” en dan komen de tranen ook bij mij. Ze laten ons alleen, de wanhoop is groot.
Later komt het verplegend personeel terug, we willen naar Sarah toe, ik was al eerder even weer bij haar geweest, maar moest toen weg omdat er allerlei testen gedaan moesten worden. Ze ligt er mooier bij, haar mondje is dicht nu, maar de oogjes gaan niet helemaal dicht, zoals altijd. Ik geef haar een kusje op haar zachte lipjes, we blijven haar strelen en aaien en kusjes geven, het is niet te bevatten dit…
Ik bel moeder weer, huilend nu, we snappen het niet, hoe kan dit nu gebeuren. Mijn zus is bij haar, mijn vader is in 300 km van huis voor zijn werk en komt terug.
Er komen een arts en dokter ons halen, het verhaal moet op papier, beginnend bij de zwangerschap. Ik kan op dat moment alleen maar denken “dit is wat ik altijd heb gevoeld” Daarna moeten we beslissen of we obductie willen ja of nee, om te zoeken naar een oorzaak, natuurlijk geven we toestemming. Dan gaan we naar de gang, waar pa en ma zijn. Ik had mijn schoonzus Marian al gebeld. Wat een verdriet, we gaan naar een andere kamer, waar we allemaal huilen. Daarna mogen we weer naar Sarah toe, pa en ma wanhopig, niet begrijpende waarom.
Dan komt het moment dat Sarah naar het mortuarium gebracht moet worden. Ze gaat in een bedje, ik kan haar niet optillen, ze is al helemaal stijf. Vreselijk moeilijk om te zien, in zo'n bedje lag ze al veel keren eerder. Dan moet de verpleging ons vertellen dat over haar gezichtje een laken moet, we moeten over de gang, over de hele kinderafdeling. Wij lopend achter het bedje met ons dode kindje erin, over de gang, wat een vreselijke moeilijke gang. Het mortuarium is tegenover de O.K, en Rob zegt wat ik denk “daar waar het ooit begon..” Daar gekomen haal ik meteen het lakentje weer van haar gezichtje af, geef haar nog een kusje en gaan dan terug naar de kinderafdeling, waar pa en ma, schoonzus en zwager, nog zijn.
De kinderarts komt nog even binnen om het één en ander door te spreken, hij zegt het onverklaarbaar te vinden, hij denkt aan een bloeding in haar hoofdje of buikje, die vind hij nl. erg opgezet. Hij geeft aan dat we naar huis kunnen gaan, ik bel eerst nog een uitvaartverzorgster die me helaas moet vertellen dat ze geen tijd heeft, je denkt “dit gebeurt me toch niet!” De tweede gebeld en voor de tweede keer spreek je de woorden uit “ons dochtertje is net overleden”, deze belt ons thuis terug.
Toen dus naar huis, Rob met zijn zwager en ik met mijn schoonzus, je loopt het ziekenhuis uit, en je ziet mensen langs lopen die geen idee hebben wat ons is overkomen….In de auto kan ik het nauwelijks bevatten. Ik voel me verslagen, maar gelijk voel ik dat dit is wat ik al vanaf mijn zwangerschap heb gevoeld, naast de wanhoop, komt er op dat moment al een gevoel van rust over me.
Thuisgekomen belt de uitvaartverzorgster, ze komt binnen het uur bij ons thuis.
Inmiddels komt de hele familie thuis. We hebben samen zoveel verdriet, niemand kan dit begrijpen. Het “waarom” hangt als een grote vraag in de lucht. Als mijn vader vraagt wat we willen, begraven of cremeren geef ik als antwoord, “ik laat haar opzetten, en zet haar in een stoeltje in de kamer!” Ik kan haar toch helemaal niet missen! Maar een serieus antwoord is begraven, cremeren is voor ons echt geen keuze.
Joke, onze uitvaartverzorgster, komt om 14.00 uur, we praten over het hoe en waarom. En ik zeg haar ook meteen “ze wordt toch niet in zo'n zwarte auto thuisgebracht” Joke verteld dat we dat met haar samen kunnen doen, dit willen we inderdaad graag. Ik wil iets doen en dus vraag ik naar een kist of kaart. Ze komt met foto's van mandjes, we zijn er direct uit, dat moet het worden. We hebben het over de kaarten gehad, er is een map met kinderkaarten, we vinden het niets. Joke dringt aan om iets zelf te maken en te bedenken. Rob denkt aan Dribbel, het boek wat ze voor het slapen altijd wilde lezen met Rob, we vinden daarin geen geschikt plaatje. Dan denk ik aan Nijntje, en mijn zus aan een huilende Nijntje, bij de Boekwinkel hebben ze hem niet, maar de bibliotheek wel. Mijn zus en zwager halen hem op.
Joke gaat weer weg, naar het Rijnstate ziekenhuis om te zorgen dat de obductie vandaag gedaan wordt, en dat Sarah zo snel mogelijk thuis komt. Ze gaat ook het mandje regelen. De dominee en de huisarts komen langs, we zitten beide als zombies aan tafel, verslagen. Bram moet worden opgehaald uit school, dit doen mijn ouders. Bram is blij ze te zien, maar is daarna vreselijk verdrietig om wat hij in de auto te horen krijgt. Hij schrikt bij het binnenkomen van de volle kamer, maar valt me dan meteen in mijn armen, Rob komt er ook bij, we zijn nu met z'n drietjes…en huilen wanhopig.
Om 16.00 uur belt een arts uit het ziekenhuis met de uitslag, bij het openmaken van Sarah haar buikje was het duidelijk. De dunne darm was in aanleg al niet goed, lag al met een draai in haar buikje, en is die nacht nog een keer gaan draaien en is afgestorven, Omdat de grote aders in het midden van de dunne darm liggen, heeft de gedraaide dunne darm er voor gezorgd dat de bloedsomloop gestopt is, dat werd Sarah fataal. Vandaar dat ze dus 's morgens al zo vreselijk koud was. We krijgen te horen dat Sarah mag worden opgehaald uit het ziekenhuis.
Vlak na dat gesprek komt Joke terug met het mandje, we vinden het erg mooi, als je in die termen kunt spreken. Ook zij is gebeld dat Sarah opgehaald kan worden. Rob en ik hebben kleertjes uitgezocht voor Sarah, samen voor de kast om uit te zoeken wat ze voor de laatste keer aan kan.
Naar het ziekenhuis gaan we met z'n vieren, Bram wil ook mee, en mijn moeder gaat mee om op hem te letten. Bram weet zeker dat hij de sokjes van Sarah aan gaat doen, hij kleedde Sarah de laatste maanden altijd aan immers! Zegt hij zelf.
Bij het ziekenhuis aangekomen gaat Joke eerst naar Sarah toe, zij doet het ondergoed aan, zodat wij de obductie wond niet hoeven te zien. Ze komt dan bij ons terug, haar oogjes willen niet helemaal goed dicht, het duurt nog even, wij herkennen dit wel, altijd als Sarah sliep had ze ze een stukje open. Wij zeiden altijd, dat ze zo nieuwsgierig was, dat zelfs als ze sliep, ze alles nog wilde zien
Dan mogen we naar haar toe, wat is zo toch mooi. We kleden haar zelf aan, Bram doet de sokjes aan. Als ze helemaal is aangekleed doen we Sarah in haar deken en nemen we haar mee, ze gaat bij mij op schoot, en de beentjes liggen bij Bram, hij houd haar goed vast. Het voelt zo gewoon, het is nog helemaal ons kleine meisje die ik vast heb. Thuis brengen we haar naar haar bedje, daar ligt ze op haar eigen deken. Het mandje komt op haar kamertje te staan. Als ze mooi ligt komt iedereen naar boven, iedereen is vreselijk verdrietig, mijn vader valt op zijn knieën bij haar neer, wat is het oneerlijk allemaal.
Er komt die avond veel bezoek, mijn moeder heeft de buurt ingelicht. Iedereen komt langs, intens verdrietig. Hartverwarmend dat iedereen er is. Mijn vriendin die ineens voor de deur staat en me huilend om de nek vliegt, het is niet te begrijpen, samen naar boven en huilen. Bram loopt tussen al dat bezoek door, het is al na 9 uur, oma brengt hem naar bed. De school is al ingelicht en later komen is natuurlijk geen probleem morgen.
Wij gaan laat naar bed, nog lang bij Sarah gezeten op haar kamertje, waar nu ook een koelplaat bromt. We huilen allebei, van binnen huilt alles, dit is niet te begrijpen.