Sarah werd na een moeizame zwangerschap met een keizersnede geboren. Ze
was het kleine zusje van Bram, die toen drie was. Vanaf het allereerste
moment was ze opvallend helder: ze sliep weinig, en dan nog het liefst in
onze armen. Ze was het grootste deel van de tijd bij ons beneden. Huilen
deed ze eigenlijk nooit.
De eerste keer dat Sarah in het ziekenhuis werd opgenomen was ze negen
weken oud. Ze had een luchtweginfectie, was uitgedroogd en bleef maar overgeven.
Eenmaal thuis ging het spugen door, soms iedere avond en soms een week niet.
Sarah belandde regelmatig in het ziekenhuis wegens uitdroging, ze is meerdere
malen onderzocht maar er is nooit een aantoonbare oorzaak voor haar klachten
gevonden. Sarah was klein voor haar leeftijd maar ze ontwikkelde zich razendsnel:
na drie maanden, ze droeg maatje 56, stond ze rechtop terwijl ze zich aan
mijn vingers vasthield, in de achtste maand kon ze zitten. Voordat ze een
jaar werd, waren al haar tanden, hoektanden en kiezen doorgekomen. Ook met
praten was ze heel vlot. Toen ze veertien maanden was, sprak ze al hele
zinnen. Het was net een volwassene in een kinderlijfje.
Naarmate ze wat ouder werd, nam het spugen enigszins af. Tussen haar tweede
en derde verjaardag heeft ze maar twee periodes gehad waarin ze er veel
last van had. Ze ging twee dagdelen naar de peuterspeelzaal en huppelde
door het leven als een stralend zonnetje.
Ze was een opvallend kindje, net een engeltje met haar blonde haar en blauwe
ogen. In de supermarkt en op straat werden we dikwijls aangesproken door
wildvreemden die haar wilden aanraken. "Wat ben je een bijzonder en mooi
meisje", werd er dan tegen haar gezegd.
Na haar derde verjaardag kreeg ze het zwaar te verduren. In drie weken tijd
kreeg ze longontsteking, twee pseudo-kroep aanvallen en een verstopping
in haar dikke darm waardoor ze een klysma kreeg. Ze kreeg zulke hevige buikpijn
dat ze het uitgilde, en het spugen was ook weer begonnen. Op aanraden van
de dokter probeerden we een glutenvrij dieet. Sarah accepteerde dat ze sommige
dingen niet meer kon eten. "Dat mag ik niet hebben", zei ze. "Daar krijg
ik buikpijn van."
Er was geen enkele reden om te denken dat Sarah ooit bij ons weg zou vliegen
toch was ik daar altijd bang voor. Ik had de angst, alsof ik vantevoren
wist wat er zou gebeuren, dat we haar niet bij ons zouden mogen houden.
Op Sinterklaasavond kreeg ze buikpijn, niet abnormaal, dit had ze vaker,
en ze moest spugen. Ze is die nacht gewoon gaan slapen. Om 5.30 riep ze
me. "Mamma, drinken." Ik ging naar haar toe, ze lag op de grond en voelde
koud aan. We hebben haar bij ons in bed gelegd maar ze werd maar niet warm,
haar temperatuur was 35.9 graden. En het viel ons ook op dat ze sloom was.
De huisarts kwam langs en belde een ambulance. Het ging slecht met ons popje,
je zag haar wegglijden. Eenmaal in het ziekenhuis kwam een arts bij me zitten.
"We kunnen niets meer voor haar doen", zei hij voorzichtig. "Uw dochtertje
is aan het sterven." Verbijsterd waren we. Ons engeltje was weggevlogen.
Na haar overlijden is ze onderzocht en het bleek dat haar dunne darm met
een draai in haar buikje lag, deze is om zijn as gaan draaien en dat zorgde
ervoor dat de bloedtoevoer stopte. Dit werd haar uiteindelijk fataal. Er
had niets aan gedaan kunnen worden. Ik nam haar zelf mee naar huis, gewikkeld
in een dekentje lag ze in mijn armen. Ons meisje is vijf dagen bij ons geweest,
ze lag op haar eigen bedje. Het waren verdrietige maar ook mooie dagen waarin
familie en vrienden langs kwamen om afscheid van haar te nemen.
Achteraf kunnen we zeggen dat Sarah haar eigen einde heeft voelen naderen.
Ze tekende de laatste weken alleen maar met zwarte kleurpotloden, hele vellen
maakte ze zwart. Dat vond ik alarmerend. Ook haar gezichtje veranderde,
ze leek zichtbaar ouder te worden. Haar gelaatstrekken en uitdrukking hadden
iets vermoeids. En dat was niet prettig om te zien. De dagen na haar dood
heb ik haar aanwezigheid gevoeld, alsof ze nog steeds bij ons was en ons
wilde steunen. Zo werd mijn hand, toen ik de rouwkaart op wilde stellen,
als het ware geleid. Ik wist dat ze er een afbeelding van een huilende Nijntje
bij wilde hebben. Hetzelfde gebeurde toen we moesten beslissen over het
grafmonumentje. Sarah wilde blijkbaar een regenboog van glas. Het heeft
een bijzonder vorm, maar ik kon het zomaar tekenen. En het past precies
bij ons vrolijke meisje, dit kleurige monumentje. Toen ze thuis opgebaard
lag, zijn mijn man en ik bij haar gaan zitten om te vertellen dat ze weg
mocht gaan, dat ze niet hoefde te blijven, dat we het met z'n drie‰n zouden
redden. Het was of haar zieltje vertrok, haar lichaampje zag er zelfs anders
uit. Een paar uur daarna kwam de begravenisonderneemster langs, een fijn
mens die ons de kans gaf alles op onze manier te regelen, en haar eerste
opmerking luidde: "Ze is aan haar reis begonnen." We hebben die dag een
foto van Sarah gemaakt en tot onze grote verwondering was er na het ontwikkelen
en afdrukken een nevel om Sarah te zien en op de gordijnen stond duidelijk
`VEEL LIEFS'. Het klinkt misschien onwaarschijnlijk maar ik heb de foto
om het te bewijzen.
Tijdens de begrafenis voelde ik dat ze bij me was, alsof ze over mijn schouder
mee keek en me de kracht gaf het aan te kunnen. In de lange, lege dagen
daarna zag ik haar soms op haar krukje in de keuken zitten. Ze keek alleen
maar, maar oh, wat voelde dat goed. Ik genoot van haar aanwezigheid, ik
voelde me weer even warm van binnen.
Wanneer we over Sarah praten, komen er vaak witte vlinders aanfladderen.
"He, ben je er weer?", vraag ik dan. Het is mijn man ook weleens overkomen
dat hij op de fiets zat en een witte vlinder langs zijn gezicht, langs zijn
mond vloog. Hij ervaarde het als een kusje van onze Sarah.
Sarah is te zien op een door haar papa gemaakte herdenkingspagina op internet:
http://www.sarahvanessem.nl